Cursus gedichten verbeteren #59

Welkom terug bij de cursus gedichten verbeteren. Vandaag heet ons uitgangspunt ‘beschaving’.

De beschaving

O savenneaap die erect door hoge ruwe grassen sloop,
Eenmaal aan de talige zijde zijt gij het dier dat aarden moet,
ademt gij coördinaten en gelaagdheid in de lucht
en gaat dan naarzuchtig staan met elkaar
rond de schaammaan, die de graven sluit
en de waarde in de wereld bovent.

Zo richt sapiens zijn wereld in krachtens wat klanken
krachtens een grootarige graansoort
muntend moffelt hij zich door de oertijd, slijt
speerpunten mammoetig en maakt de magiërs
schuldig in Neanderthal, woekert met waarde
in vazen, vazalt stammen om stenen, steeds zich
wegend over de aarde, gevaart hij ultiemend

en gaat het sublieme kramen, slijt een magere naam
op heilige bergen, werkt aan oneindiging zwerft
om en grond en brandt en wormt zich verlicht
tenslotte aan de dageraad om zich te werpen op
kolenaders en meer onraad onder de korst dan richt hij zich
trots in een loopgraaf op, doorzeeft zich met lood
en baart dan in stuipen onze tijd, waar god niet doodt.

Nou, KNAP HOOR! Bij zulke poëzie voelen we niks. Het is het knappe gepuzzel zoals dat door universiteitsprofessoren wordt bedreven wordt. Het verhaal zit boordevol verwijzingen naar de geschiedenis van de mensheid, en lezers die vroege anthropologie kennen zien dit meteen. Is het voor hen prettig te lezen? Het ritme loopt niet helemaal lekker en de raadselachtige termen kunnen vermoeiend zijn. Wat wordt er bedoeld met “onze tijd waar god niet doodt?” Het is een prikkelende variant op “god is dood” en zegt dat god machteloos is geworden, dat de mensheid eindelijk zelf verantwoordelijkheid heeft genomen na de gruwelijke oorlogen in de twintigste eeuw. Het kan ook worden opgevat als een lof der tolerantie: de algemene norm is dat we elkaar niet doden omdat we in een andere god geloven. Terrorisme is de uitzondering die de regel bevestigt omdat het zo universeel wordt gehaat en gevreesd.

Het begin hoeft geen aanroep, “o”, te zijn. Dit is een academisch gedicht dat een kalme verteltoon moet bewaren. Rare fratsen zijn niet van node.

We gaan het gedicht soepeler maken en consistenter van toon.

Beschaving

Een savenneaap die erect door hoge grassen sloop,
naar de talige zijde waar hij het dier werd dat aardt
coördinaten ademt en gelaagdheid in de lucht
naarzuchtig rond de schaammaan staat en graven
sluit als waarde in de wereld bovent.

Krachtens wat klanken, krachtens een grootarige
graansoort moffelt hij zich door de oertijd, slijpt
speerpunten in Neanderthal, woekert met waarde
in vazen, vazalt stammen om stenen, steeds zich
wegend over de aarde groeit hij met het gevaar

en gaat hij het sublieme kramen, slijt zijn naam
op heilige bergen, werkt aan oneindiging, zwerft
om en grondt en brandt en munt en verlicht zich
mondig en met loden trots schrijdt hij de vooruitgang
en baart in stuipen onze tijd, waar god niet doodt.

Commentaar is van harte welkom. Irriteert het u dat we niet één vaste stijl hebben, dat ieder gedicht een eiland lijkt? Hoe verder de cursus volgt hoe meer we ons beseffen dat we een verhaal missen. De gedichten horen iets te vertellen, ze moeten een esthetisch of politiek standpunt vertegenwoordigen. Nu lijken het gediggies zonder dichter. “Gedichten van de holle man”, zou de titel van een verzameling kunnen zijn (ik wil het woord ‘bundel’ niet gebruiken vanwege een rare gevoeligheid: ik denk aan de fasces, de takkenbundel die het logo van Mussolini’s beweging was.)

Geef een reactie