Beoordeeld worden

Ik was 26, de laatste keer dat mijn prestaties beoordeeld werden. Na vier pogingen een rijbewijs gehaald. Mijn Duitse Doktorvater waarschuwde me dat een beoordeling van mijn werk te pijnlijk zou uitvallen, en ik heb sindsdien geen cursussen of bijscholingen meer gevolgd.

Gisteren ontving ik naar aanleiding van slechte kwaliteit productvertalingen, het walgelijke bijbaantje dat ik zo intens haat dat u het zich nauwelijks kunt voorstellen (bespaart u zich de moeite) maar dat ik volhoudt om mijn gezin te onderhouden, zoals de volksmond zegt.

Ik kreeg dus een onvoldoende omdat ik de merknamen niet allemaal had herkend. Merknamen zijn de ruggengraat van het consumentisme, de ideologie die mijn haat karakter geeft. Plotseling stond daar die angst weer in mijn kamer, het dondert niet dat het een tropisch verblijf is in Zuid-Thailand, je angst neem je altijd mee in je handbagage. Angst voor de onvoldoendes op school en mijn vader die schreeuwde “je hebt gefaald”, volkomen irrationele angst want het had in mijn geval nooit te maken met een obstakel op het pad naar iets dat ik wilde bereiken. Er was niks dat ik wilde bereiken: ik heb altijd in de luwte van het nihilisme geleefd.

Theodor Holman schreef in zijn column over de wederom op non-actief gestelde Volkskrant-recensent Arjan Peters in het Parool over angst en macht. De recensent kan je toekomst maken of breken. De persoon wordt in onze beleving een omhulsel van de macht die hij (meestal is het een hij) over ons heeft en we durven steeds minder terug te zeggen. De angst, die zich omhoog heeft gewerkt tot onze enige raadgever, maakt dat we naar de pijpen dansen van de machtige Beoordelaar. Holman: “Angstige afhankelijkheid schaadt de geest.”

In een sociale mediacultuur waarin voortdurend verwarring heerst over wat boven en beneden is, laten mensen zich te vaak motiveren door grootheidswaan.

Ik ben blij dat ik de erkenning van recensenten niet nodig heb. Dat klinkt als grootspraak, maar je kunt ervoor trainen. Het feit dat er een dichtbundel van mijn hand wordt uitgegeven bij een leuke en zorgzame uitgeverij, is ruim voldoende. Ik weet dat erkenning verslavend werkt: ook de meest lovende recensie van een Arjan Peters maakt snel plaats voor het gebrek: de prijzen die nog niet zijn gewonnen, het feit dat je nog niet tot de allergrootsten wordt gerekend. In een sociale mediacultuur waarin voortdurend verwarring heerst over wat boven en beneden is, laten mensen zich te vaak motiveren door grootheidswaan.

Vermijdend gedrag dus. Maar dat betekent niet dat mijn symbolenspoor geen kritiek en beoordeling behoeft – het zou anders een dood spoor zijn. De situatie is eigenlijk allang absurd: mensen die elkaars symbolenspoor op kwaliteit beoordelen. De beoordelingscriteria van het ‘werk’ zijn uiteindelijk criteria voor sociale uitsluiting. Wat anders kan het betekenen dat iemands symbolenspoor ‘slecht’ is? Angst voor sociale uitsluiting is primair en ik zou liegen wanneer ik hier zou beweren dat ik er totaal ongevoelig voor ben.

Ik droom ook van mooie gesprekken met andere schrijvers, intelligente onderonsjes met ervaren uitgevers, en – Arjan mag het weten – onschuldige flirts met entzückende jonge dichteressen (handjes thuis, macht op nul). Het is alleen geen onderdeel van mijn levensplan. In zekere zin heb ik het concept van de ‘grote droom’ opgegeven om in vrijheid, dus angst-vrij, te kunnen schrijven. IJdel en fragiel? Wellicht.

Derwijl luister ik naar muziek en schrijf voort.

 

Geef een reactie