Ik las uit een zeker plichtsgevoel jegens het vaderlandse literatuurbedrijf dat voor het eerst de International Booker Prize in de wacht sleepte, het veelgeroemde boek van Marieke Lucas Rijneveld, ‘De avond is ongemak’. Het boek wordt vooral geprezen om de unieke vertelstem, het kinderperspectief dat de merknamen van uierzalf en koekjes vermeldt, dat 271 pagina’s lang consistent wordt volgehouden tijdens een rouwproces dat steeds meer een morbide karakter krijgt, tot aan het weinig hoopvolle einde.
Na de eerste hoofdstukken was ik onder de indruk van de originele schrijfkracht, maar naarmate het verhaal vorderde verloor het voor mij zijn glans. Waarom schrijf ik dat hier op? Precies omdat de Engelse vertaling van het boek de International Booker Prize heeft gewonnen en het alom geprezen wordt. Maar, beste lezer, het is in deze tijden belangrijk om dapper je dissens van de heersende mening kond te doen. Kunst onderscheidt zich van politiek daarin dat afwijkende meningen erover altijd gevierd mogen, ja moeten, worden.
Rijneveld schijnt Jan Wolkers te vereren, het boek opent met een mooi gedicht van de sensuele meester. De thematiek doet natuurlijk ook aan Reve denken en aan Jan Siebelink, al speelt religie in De avond is ongemak niet de hoofdrol – die is weggelegd voor de dood die met een schoolse metafoor “naar de overkant gaan” wordt aangeduid. Ja, de obligate elementen van een “sterke roman”, een prijswinnertje, zijn allemaal aanwezig. Er wordt geëxperimenteerd met seks en masturberen, er worden dieren in gemarteld, obstipatie komt aan de orde – ik vind het te gekunsteld. Het leest alsof er een verplicht rijtje handelingen wordt afgewerkt, tot en met de slotscène. Ik mis durf. Het lijkt alsof er iemand van de schrijversvakschool over de schouders van de auteur meekijkt en tips zit te geven over de opbouw en de juiste inzet van seksuele, scatologische en sadistische tropen.
Twee voorbeeldzinnen:
“Nu moeder magerder wordt en haar jurken ruimer, ben ik bang dat zijn spoedig zal sterven en dat vader dan met haar meegaat. Ik volg hen de hele dag zodat ze niet zomaar dood kunnen gaan en verdwijnen. Ik bewaar ze altijd in mijn ooghoeken, net als de tranen om Matthies.”
“Vergeleken bij hen zijn mensen nietig, zij dragen amper hun eigen lichaamsgewicht keer één, laat staan de zwaarte van hun verdriet.”
Mensen bewaren in je ooghoeken, net als tranen? De zwaarte van je verdriet dragen? Dat klinkt voor mij als bouquetreeksproza?
Het boek speelt zich af rond het jaar 2000, toen de auteur ongeveer de leeftijd had van de hoofdpersoon Jas (die na een tijdje in het boek symbolisch uit mocht). Het is semi-autobiografisch: Rijneveld verwerkt het auto-ongeluk van haar eigen broer en zei dat ze dit boek moest schrijven vóór ze met iets anders kon beginnen (volgens mij heeft Siebelink ook iets dergelijks gezegd). Het is natuurlijk ontzettend dapper van haar, en ik gun haar het buitenproportionele succes van ganzer harte.
Maar ik mag me niet aan de indruk onttrekken dat hier een kunstje wordt opgevoerd, zoals sommige lezers van The catcher in the Rye ook schijnen te hebben gevonden. De beschrijvingen worden halverwege het boek monotoon en voorspelbaar en de morbide experimenten van de kinderen kunnen literair niet bekoren. Stilistisch is het niet slecht, maar het boek overtuigt mij ook niet door zijn brille. Ik heb de Engelse vertaling niet gelezen, maar kan me wel voorstellen dat de roman er rijker door wordt.
Twee voorbeeldzinnen:
“She felt I was good at putting myself in another’s shoes but not so great at kicking off my own and having fun. Sometimes I’d get stuck in the other person for too long because that was easier than staying inside myself.”
“Even the Big Bear from my favourite picture book, who takes down the moon every night for the Little Bear who is afraid of the dark, is hibernating.”
Het is geen Nabokov, daarvoor sprankelt het te weinig. Misschien is sprankelen ook helemaal niet de bedoeling. Maar dan het het boek voor mij nog ingetogener gemogen, zonder de geforceerde literaturisering van het alledaagse.
Rijneveld zal zich aansluiten in een lange rij Nederlandstalige protestantse auteurs, en misschien dat ze ooit een echt sterke roman gaat schrijven. Ik hoop – vanuit de bescheidenheid van mijn leunstoel, ik geef het toe – dat ze in haar volgende roman meer humor en lichtvoetigheid gaat overnemen van Wolkers – en meer durf.