Met gezonde regelmaat plaagt mij, zoals vermoedelijk iedere letterknecht, de twijfel over het eigen kunnen. Neem nou zo’n openingszin: harkerig, zielloos geformuleerd. Waar gaat het eigenlijk om? Hoe zou je schrijven als je álles mócht schrijven – of zou dat de zin van het schrijven ondermijnen?
Het goedkope devies waar menig auteur zich veilig voelt luidt: schrijven is schrappen. Alsof er al een David in de taal verscholen zit, en wij hem enkel uit het marmer moeten hakken. Materiaal wegnemen brengt een subliem wezen aan het licht in deze wankele metaforiek. Het gaat ervan uit dat ons oordeelsvermogen op het moment van het schrappen het best in vorm is. Deze aanname is echter problematisch. De schrijver is zich soms niet bewust van werking van zijn woorden, en het moet ook niet zijn ambitie zijn om dat te worden, dat zou leiden tot een hermetisch werk dat niets meer kan communiceren.
Natuurlijk is schrijven kritisch blijven, wil het beklijven, mogen we op 5 december stellen. Maar deze vakkunst (een woord dat in de de woorden boeken ontbreekt) reduceren tot een simpele tegeltjeswijsheid helpt haar om zeep. Maar ik ben vandaag in een melige bui, dus laat ik de stelregel eens op zichzelf toepassen:
Schrijven is rappen.
Zo deed het die ouwe dwaas nee niet die bebaarde met zijn Pieten en zijn speculaas maar Neerlands zo gevierde Joost van de V. de schrik van middelbare scholen die hem konden verplichten wanneer hij schrijft Nu stut en styft ghy noch myn dichten, over van Oldenbarnevelt nadat de oude man moest zwichten, kijk het gaat helemaal niet erom van alles weg te laten, heb je het dan niet in de gaten, ieder woord heeft een functie die je zelf niet ziet, heeft zich door de entropie gevochten tot aan de punt van je pen en wie denk je wel dat je bent om ze weg te halen, yo ieder woord telt talloze eigen verhalen, maar je weet op het eind gaan we er allemaal aan dus heb het lef en laat je woorden staan.
Een prettig sinterklaasfeest!