Amiens

Als je enkele uren door Amiens loopt, kun je niet niet weten hoe het voelt om in Amiens te zijn, maar waarom zou ik daar in vredesnaam over schrijven? Wat ‘voegt het toe’, zoals de volksmond zegt. Europa is bezaaid met steden als deze. En toch: het heelt de geest om bij tijd en wijle in zo’n stad te dwalen.

Als je om je heen kijkt naar namen en gebouwen vorm je een soort persoonlijke historie van de stad, een eclectische geschiedenis die aansluit bij wat je al wist, omdat je daarmee kon associëren. Zich daarvan bewust zijn is overigens een goede oefening in intellectuele bescheidenheid, waar we niet genoeg van kunnen krijgen.

Ik zie de prachtige kathedraal, zonder steigers, in volle glorie. Binnen zie ik uitdrukkingen op het gezicht van een stenen engel, en aan een zuil valt me de plaquette op voor de gesneuvelde Australische soldaten, die om Amiens gevochten hebben in de Eerste Wereldoorlog. Ik zie op een nabij plein ook een monument voor de tweede. Voor het stadhuis staat een groot zwart stenen hoofd van Jules Verne (Nantes 1828- Amiens 1905). Op straatnaamborden zie ik maréchal Leclerc en Léon Blum. De binnenstad is zoals overal: veel kleurige winkelétalages, veel daklozen.

Men zegt dat ik in Amiens ben blijven steken, omdat de treinen niet reden. Voor het station Lille Flandres zag ik gisteren een behoorlijke démo voordat ik de trein naar Amiens nam. Maar ik heb van Amiens een doel gemaakt. Ik hoor hier vandaag te zijn, volgens Thich Nhat Hanh althans, wiens korte inleiding mindfulness ik in het kader van mijn heling lees. Het zou me een stunt zijn als ik met beter ademen van de chronische pijn af kom! Op je 64e met pensioen mogen is een doel, 24 uur zonder pijn leven, ook. Het kom er op aan, dat we empathie voor elkaar opbrengen. Niets is zo divers als menselijk lijden.

Ik had mezelf in Amiens de luxe van een eensterrenhotel gegund: goede nachtrust en een warme douche kunnen mijn healing helpen. Nu kun je als lezer denken: healing? A me hoela! Snowflake! Maar ik had een noemenswaardige reden: gisteren sliep ik in een auberge de jeunesse in een betonkolos in Lille, op de kamer met vijf jonge mannen van divers pluimage. De een lachte breed terwijl hij zijn bezittingen in een kluisje frutte, de ander, een blanke nozem met een full-body tattoo, keek me grimmig aan toen mijn groene rugzak tegen ik de spijlen van zijn bedje zwierde. Ik gooide mijn zooi snel op het stapelbed en sliep met m’n kleren aan, af en toe neurotisch naar mijn portemonnee en smartphone tastend. Uit de gedempte luidsprekers van een mobiele telefoon klonk porno, wat ik meer aandoenlijk dan dégoûtant vond.

Geef een reactie