Een winnend gedicht

Ik las het volgende bekroonde gedicht en kon het niet laten het van commentaar te voorzien.

Iets dat leeft – Hester van Beers

Mijn vader vertelde hoe ze vroeger bij de scouting in de laatste nacht
een kip slachtten. Ik zag bloederige bosgrond voor me, gekraai

nacht – slachtten is mooi gerijmd, dat dat bloed, je zíet het gewoon voor je

van kinderen. Bij je eerste kennismaking met de dood kun je maar beter
het mes in handen hebben, zei hij. Nu huiver ik bij het snijden

het mes in handen hebben heeft een overdrachtelijke betekenis! je kunt maar beter zelf de moordenaar zijn. Hard hoor.
een enjambement: even wachten… even wachten nog… nog even wachten… pizza!

van verse broden, de warmte lijkt te veel op iets dat leeft. De jongen
die in de supermarkt de vakken vult, kijkt door me heen en ik ben bang

die jongen keek natuurlijk naar hele andere verse broden

dat hij ziet wat zich onder mijn oppervlak verschuilt, hoe vaak ik bijna
dader ben geweest. Hoe veel grapefruits ik genadeloos heb uitgeperst

dader rijmt weer op vader, geniaal! van kip naar brood naar grapefruits…

 

toen ik nog niet beter wist. De voetafdruk van een mens is gemiddeld
drie ton carbondioxide, ik probeer nu soms mijn adem in te houden

maar grapefruits groeien op bijna alle continenten, er is fruit met een hogere koolstofvoetafdruk.
En je adem inhouden maakt het weer een beetje een klucht, jammer.

en noem mezelf hybride. Mijn tranen koop ik tweedehands,
er is geen reden om nog meer leed op de aarde te laten vallen.

Wat zou een hybride-mens zijn? Met een ‘gewetensmotor’ die aan en uit kan? Dat zou je kunnen uitwerken. Maar tranen bij de kringloop kopen is wel wat vergezocht, en de poging om je eigen lijden aan de klimaatverandering niet ‘op de aarde te laten vallen’ is frivole flauwekul.
Dat kan toch bij geen enkele poëzielezer ‘in goede aarde’ vallen?

Zie ook:

Speeddates en pingpongballen

Geef een reactie