Hij doet liever morgen wat vandaag nog kan
want heimelijk is hij met niets tevreden. De tijd
dringt niet. Hij denkt wat en bedenkt dan
er is geen schaduw in het licht der eeuwigheid
Hij doet liever morgen wat vandaag nog kan
want heimelijk is hij met niets tevreden. De tijd
dringt niet. Hij denkt wat en bedenkt dan
er is geen schaduw in het licht der eeuwigheid
er zijn twee nodig om te weven aan het doek en twee om het iedere nacht te ontrafelen: twee om te spelen het is niet zwaarwegend, een luttel toeval en ik lees een eind van eenzaam in de schaduwfiguren die over jouw gezicht kruipen maar zo zal ik niet weten wie je bent ik zal ...
wat denk je ervan morgen in de maan te wonen, waar fiere schaduwen uit je flanken slaan je het licht kust met je handen en je stem oneindig zingt langs hoge kraterwanden je ligt, je ademt de verwatering van alle grijsgeschilderde dingen die drijven op de stille wateren van jouw getemde, dode oceaan je ogen ...
Een ronde glimlach torsen zijn lippen als hij praat hij geeft het volmondig toe: hij is ook maar middelmaat wegcijferend kan hij zich met anderen vergelijken maar hij denkt stiekem dat in de hemel anders zal blijken Alles moet voor zijn opgaven, het grote werk wijken voor zijn creatie, zijn ding, gaat hij over lijken ...