De Nederlandse taal is niet dood, zij leeft! Er worden woorden geschrapt (allochtoon, autochtoon) en er komen ongetwijfeld ook woorden bij. Een keffende opiniepeiler stelt voor om de spelling maar te vereenvoudigen door de ei en de ou af te schaffen. We onderzoeken (als je vandaag de dag serieus genomen wilt worden moet je alles wat je doet ‘onderzoek’ noemen) het gevolg voor de vaderlandse dichtkunst.
O vrauwelijke schoonhijd, die ‘k ontmoette in de trijn
ik haud hijmelijk van jau klijne gehijm en rijs met jau mee
naar ’t ijnde van de wereld, stautmoedig, in deez’ kaude caupé
en straks ga ik jau vragen: zau jij nau niet mijn mijsje willen zijn?
Ik ben blij dat zoiets een debat aanwakkert: een groot deel van de bevolking hecht dus nog waarde aan hoe we woorden spellen. Nauwkeuriger gezegd: aan het behoud van historisch gegroeide spelling. Het schriftbeeld van een geschreven woord is een cultuurgoed dat met een groter aantal mensen gedeeld kan worden dan een klank. Zonder schrift zouden de dialecten, zelfs in een klein land als Nederland, veel sneller divergeren dan nu het geval is.
Woorden zijn inerte artefacten met een spelling die voor jaren wordt vastgelegd door een wetenschappelijke commissie die beschikt over historisch besef. Vereenvoudigingen, als ze al mogelijk zijn zonder dat ze een chaos van onvoorziene uitzonderingen over zich afroepen, maken spelling voor de iPad-generatie niet eenvoudiger. Het is afbraak van cultureel erfgoed en vooral van de norm hoe we met cultureel erfgoed dienen om te gaan.