Deze hete julimaand trakteerden we onszelf op een reisje naar Jeju, het vakantiepreteiland ten zuiden van het Koreaanse schiereiland, om ons op een maatschappelijk geaccepteerde wijze te ontspannen. We arriveerden met de veerboot in de kleine haven aan de noordzijde van het vulkanische paradijs.
Op deze plek verwacht men een beschrijving van onze activiteiten. De bezienswaardigheden die we afgewerkt hebben, en vooral het onvoorziene kleine leed dat zo’n vakantie herinneringswaardig maakt. Een ongelukje met een installatie in een museum voor moderne kunst, een pijnlijk verbrande huid, een onbeschofte taxichauffeur, een te duur visrestaurant.
De optimale vakantieduur is negen dagen, las ik ergens. Dat is genoeg om jezelf weer ‘helemaal op te laden’, zodat je verder kunt met je eigenlijke leven. Voor mij ligt dat anders. Deze vierdaagse vakantie was geen pauze van een eigenlijk bestaan, dat geduldig thuis op me wacht. Ik “werk” gewoon door, als je betaalde toetsaanslagen werk noemt. Eigenlijkheid ligt op de loer, om me op onverwachte momenten te besluipen. Op zulke momenten is de wereld helemaal in orde, en die eigenlijkheid probeer ik in mijn teksten te begraven. Het is bescheiden, maar het is een knipoog meer dan het niets.
We hebben gebruik gemaakt van de bus, omdat een huurauto te duur was. We zijn bij een schitterende waterval met drie niveaus geweest nabij het dorpje Seokwipo, waar we meer tijd doorbrachten dan de gemiddelde toeristen, die slechts snel een foto maakten en terugliepen naar de parkeerplaats. In de koele bries van de denderende watermassa’s, met onze benen over de rand van het platform tussen de balustrade, keken we een kleine eeuwigheid naar het watergordijn.
Op een andere vakantiedag vermaakten we ons aan het strand, waar ik mijn handen wond groef om een zandtunnel te maken waardoor je elkaar een hand kon geven. Dit lukte en Miru vond het geweldig. De korstjes op mijn knokkels herinneren me er tijdens het schrijven aan, hoe fijn het is om simpel te zijn. Mijn dochter dobberde in het ondiepe kustwater in een geleende roze opblaasband. We dronken koele limonade en aten vier zakken chips voor de prijs van drie.
We hebben ook het heiligdom van mijn dochter bezocht, het Hello Kitty-museum, en haar daar te zien dansen op Hello Kitty-aerobicsmuziek. Het was de meest religieuze ervaring van dit jaar tot nu toe.
Terwijl ik dit beknopte vakantierelaas opschrijf, bedrukt me de vraag waar die obsessie met de letteren vandaan komt. Ik blijf hier zinnen schrappen, en schud mijn hoofd over wat er overblijft. Het is te beknopt allemaal, het moet uitbundiger, de details moeten sappiger, sexier, Proustiaanser.
Op Jeju staan palmbomen. Ik heb het woord palmboom aan m’n dochter geleerd en ze zei tijdens een wandeling aldoor “kijk papa, een palmboom.” Dat was mij genoeg.
Hier schrijft een geest die rust wil, en verdierlijking. Misschien moet ik het daar bij deze hitte voorlopig ook bij laten. Maar je retournai.