Cursus gedichten verbeteren #3

Welkom terug, geliefde cursisten. Ik hoop dat jullie allemaal een poëtische week achter de rug hebben? Vandaag nemen we een gedicht onder handen dat het beste kan worden gekarakteriseerd met het woord tergend. Het wil veel en strandt jammerlijk in een bloemige interpretatie van een waarneming, die bij nader inzien flauwekul is. Het is een klassieke fout van beginnende dichters en ik vrees dat ons taalgebied voor het imperatief dat we deze fout moeten voorkomen zijn toevlucht zoekt tot het angelsaksische kill your darlings. Hier is het gedicht waar het om gaat:

mijn handen
hier voor me op het toetsenbord
als vreemden, maar ik voel hun pijn

hun pijn is een verwijzing
naar iets dat ik kan zijn

een schrijvende hand is een projectiel dat door het heelal zweeft
een hand die zint op verwijzingen

ergens tussen de stilte en Chopin
bewegen ze, mijn handen, als vreemden
maar ik, ik voel hun pijn

en wanneer ik kom als vreemde, in een vreemd land
voor wie ben ik dan een vreemde hand?

Mijn handen doet me onwillekeurig denken aan Wigmans roemruchte “Aan mijn pik”, maar er zijn allerlei lichaamsdelen die dienst kunnen doen als titel. De handen zijn naast de reusachtige prefrontale cortex en de afwezigheid van haar een evolutionaire bokkesprong van homo sapiens. Het gedicht is zelfreflectie van de dichter die voor het toetsenbord zit. Hij bepaalt zijn positie als schrijver ‘in een vreemd land’. De context is het leven als expat, waar de auteur kennelijk mee vertrouwd is. De spanning tussen de vertrouwde handen en het verre land is een degelijk uitgangspunt. Wat hier ontbreekt is precisie en, laten we eerlijk zijn, mooiheid.

De pijn voelen van je handen die voor je liggen op het toetsenbord? Er is zoiets als muscle memory (iedereen die een muziekinstrument speelt kan dit beamen en het zal beslist bij bepaalde vormen van masturbatie ook een rol spelen), maar wat er nu staat is flauwekul. Daarmee mag je geen gedicht beginnen. De opening van een gedicht mag belang hebben, dat moet de postmoderne die in opstand komt tegen de chronologie en de structuur van de macht die daarin is verdisconteerd waar we ons als denkers van de differentie maar bewust van moeten worden, niet vergeten. Ik bekijk mijn handen / want ik wil het vreemde denken. Dat is intellectueel maar wel zo eerlijk. Zo voelt de dichter het nu eenmaal. Het vreemde (de vreemdeling) in zichzelf. Het is een versleten thema, geen geringe uitdaging.

De strofe zin is typisch zo’n ding dat lijdt in iedere context behalve de dysfunctioneel ideosyncratische waarin het tot stand is gekomen. Wat wordt er hier verwezen, wat kan de ik zijn? Beter schrappen. De volgende regel maakt het beeld van de onafhankelijke, vreemde handen concreter. Projectiel is onnauwkeurig, er is niets dat ze heeft afgeschoten. We zouden van meteoren kunen spreken of van ‘rogue planets’, solitaire planeten die het de baan/ban van hun zonnestelsel zijn geraakt. De hele aarde zelf beweegt natuurlijk ook met een noodvaart door de ruimte maar wij merken dit niet. De schrijvende hand maakt ons bewust, door te zinnen op verwijzingen, door het taalspel te spelen (de Saussure, Derrida).

ik/een hand die zint op verwijzingen

Ergens tussen de stilte en Chopin (de virtuoos) bewegen de handen. Dezelfde beweging die zojuist objectief werd beschreven als ruimtevaart wordt nu subjectief begrepen. Het web van verwijzingen heeft een plek ‘ergens tussen de stilte en Chopin’ geopend. Bij nader inzien leidt deze metafoor echter alleen maar af. Het gedicht wil iets zeggen over afbakening maar niet verzanden in een interpretatie van Hegel. Het gaat om de ervaring, niet om het begrijpen van het afbakenen. Daar zijn misschien meer woorden voor nodig. De laatste strofe is zonder emeticum niet eens te lezen. Drie keer schrappen! Wat de dichter hier wil zeggen over het vreemde land (hij schrijft dit in Zuid-Korea) is dat hij graag wil dat de mensen in dat land hem met dezelfde égards begroeten als hij zijn ‘vreemde’ handen. Zijn eigen handen heeft hij echter moedwillig vreemd gemáákt dus de vergelijking klopt niet.

Focus: de spanning tussen vertrouwde handen in verre landen. Het gedicht wordt zwakker wanneer handen ineens mensen worden. Het is beter om het rijm hand-land te vermijden. Laat dat maar aan de lezer over. Hier voor me liggen mijn handen / op een toetsenbord / ze blijven me vertrouwd. Dat komt in de richting. De auteur is overal thuis waar zijn toetsenbord staat. ‘ze blijven me vertrouwd’ is sterk in de knipoog naar ‘ze blijven me trouw’. Hij probéért ze als vreemden te zien maar dat lukt hem niet. Ik ben hier zoals ik wilde dat mijn handen waren is weer te geforceerd. Mijn handen worden verzorgd / de nagels geknipt / de ringen, gepolijst. Dit soort observaties heeft zo’n gedicht nodig omdat het anders ten onder gaat in abstract gezever. Zo krijg je misschien uitgelegd waarom de handen vreemden zijn of waarom je dat zo graag wilt. Dit soort poëzie heeft als zwaartepunt een heldere beeldtaal nodig. De poriën, een klein litteken, schelpglans van ouderdom / ik heb gekeken. Het is erg belangrijk dat we ons op die observatie concentreren in plaats van op een grootse pointe.

Ik zag deze handen schrijven. We moeten van dat ‘mijn’ handen af om de afstandelijkheid te illustreren. zoals een dier graaft. Het is instinctief. De verdere uitleg dat het dier een hol graaft voor zijn winterslaap zou het alleen maar zwakker worden. Het gedicht mag naar het einde toe enigmatischer en ritmischer worden. Het is belangrijk dat het niet eindigt in een wijsgerige pointe. Dat moeten we hier aan de lezer overlaten. de handen raken plastic aan / graven van verwijzingen een taal / voor onsDat is ongeveer wat ik wilde zeggen maar heeft nog meer vlees nodig om te werken. een baken het vreemde / de polsen slank en geduldig / doen ze toetsen aan / ze zijn oer-vertrouwd, het vreemde wint / het vreemde wint.

Het resultaat is dan:

mijn handen zijn verzorgd
de nagels geknipt, de ringen gepolijst
de poriën
 zijn zuiver, goed doorbloed
op de rechterduim zit een klein litteken
op de ruggen schijnt wat schelpglans van ouderdom


ik wil het vreemde denken
aan de hand van mijn handen
die voor me liggen op het toetsenbord
ik zie deze handen schrijven
zoals een dier graaft

de polsen zijn slank en geduldig
de handen raken het plastic aan:
ik graaf van verwijzingen een taal
plaats bakens naast het vreemde
dat het zint en zindert maar
de handen zijn me te vertrouwd
en het vreemde wint
het vreemde wint

Wat er gezegd moest worden wordt nu tenminste gezegd. Er is een ritme, een helder beeld. Het gedicht lijdt denk ik nog steeds aan het feit dat het een raar idee is. De gegadigden zij om commentaar gevraagd!

ADDENDUM (arjan simons)

de woorden “het plastic” zijn een storend element, in de zin dat ze de precieze bewoordingen van de rest van het gedicht doorbreken. ik begrijp het doel: taktiliteit, aanraking, zintuiglikke prikkeling of het chiasme van merleau-ponty. materie/matrix. “de handen raken de toetsen aan:”, werkt dat hetzelfde? de wederkerigheid in het schrijven zit altijd besloten in de vingers, de ogen. het is voelen en zien. het schrijven wordt gelezen en gevoeld.

het is altijd een doorbroken cirkel, zelfs wanneer je blind typt. de dekonstruktie van een schrijfproces moet fenomenologisch zijn; dat tracht de auteur hier te doen. een goede poging.
de term dekonstruktie is beladen, maar is simpelweg zeer verwant met krinein; schiften, onderscheiden; het licht van het scherm; het gevoel van de vingers op de toetsen, de interaktie tussen ogen en vingers. lijfelik. schrijven is een natuurlik proces, zoals een dier graaft.

Geef een reactie