Welkom terug lieve cursisten. Vandaag gaan we proberen om het intellectualisme van de vorige keer achter ons te laten. Poëzie schrijf je met woorden, niet met ideëen, zei Mallarmé volgens Samuel. Als uitgangspunt nemen we een klankgedicht dat ik speciaal voor deze gelegenheid heb geschreven (terwijl ik naar deze jazz luisterde). Onze opgave is vandaag om dit vers muzikaal en ritmisch grijpend en aangrijpend te maken, zonder dat de betekenis teveel in de weg zit. Weg met de wijsneuzerige uitleg! Leve de illusie dat woorden dingen zijn!
ritme
strekstap zonder weerga, tijdruis uit opgevouwen essenties als we zijn, pas, een kusmond op sterk water is een fantasie, pas
pas, hier zie, zie het vliedt alles, de beukende zee buiten, ons overklokte ik, zie, zet voor de orde de pas, verheft zich, in een tel, stel:
heilige klanken gespannen over de buik van een bas, hij past met klanken aan tijddronken aan weerdaart het dragende, gaat
slag op slag over slag volbokkend rinderding pas en zingt zich tot een ellenboogsyncope / zools klinkt het mensen in,
mondeloos satijnen hart over tweetakt staakt rondvoren spilpoot aan de rand van de muziek pijldol processig vliedt, pas
oog in ons oog vermogend opschuim luim van onze lijven, blijf, klopt het muzenzand in onze bol, het verlossend genie,
dat niet dan stervend is, pas, kwik voetbot resonans, hooglied stygend in de tijd, onkooibare wervelvondst, pas
wikkel in de tyd, warrel tussen zeeklanken het rollende, de kop bezwerig rood naar het meerdere, pas
over de gladde meren verlangend naar alles, alles hoerig en voornaam, pas waar nooit meer sporen zijn
Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van de grammaticale persoonsvorm van zo’n gedicht. Is het een aan de lezer gerichte oproep om te dansen of een beschrijving van een sater in extase? Tijdens het schrijven van dergelijke poëzie maakt dat alles uit. Wanneer je je kunt concentreren op een beeld schrijf je dit soort verzen zo op. Fluitje van een cent. Maar daar begint ons spel natuurlijk pas. Dit soort poëzie wil een gevoel uitlokken en vereist nauwkeurigheid van de woorden. Het criterium dat ik gebruik bij het maken van een kladversie is eenvoudig: Is het verbeterbaar?
Natuurlijk moet het gedicht wel een betekenis hebben, maar deze mag niet van het ritme afleiden. Hoeveel er uiteindelijk van de lezer en hoeveel van de dichter zelf komt, kunnen we niet van tevoren vaststellen. Bij zulk werk treedt het schrijfproces zelf in de voorgrond. Hoe roep je de beelden op en hoe verklank je ze zodanig dat de lezer zich geraakt voelt? Heb je het gevoel dat je iets serieus aan het zeggen bent?
We moeten de neiging onderdrukken om hier ‘diepe’ psychoanalytische wijsheden in te verstoppen om indruk te maken. Ja, het gaat in de poëzie om indruk maken maar in de betere betekenis van het woord. Dit gedicht heeft te lange regels en de beelden sluiten niet goed op elkaar aan. Het leest niet lekker, dus daar gaan we aan werken.
De eerste regel van zo’n ding is belangrijk. Het moet de lezer meeslepen want dit is een Tanzlied. Het moet spelen met de gewichtige betekenissen en ze taktvol, in het juiste ritme, prijsgeven aan de ironie. Aha! Daar hebben we een program te pakken! Simple comme bonjour, zoals mijn oude wiskundeleraar zei.
ritme
stap, uit de gewichtige tijdruis op vol gevouwen essenties
vol als we zijn, stap waarlangs alle kusmonden op sterk water, zijn pas
zie hier vliedt alles, de beukende zee buiten, pas, ons overklokte ik, zie
zet voor de orde je pas, verhef je grondig in een tel, stel:
de heilige klanken gespannen over de buik van een bas, daar
past en weerbarst tijddronken het dragende, ga slag
over slag volbokkend en adem zing nood je borst tot een syncope
tot een tweehoevig hart dat spilpoten plant waar het mensen in-
klinkt en aan de rand van de muziek waar het hevig vliedt, pas
door het opschuim, het ronde luim van onze lijven, blijf,
klop het muzenzand in je bol, de verlossing, pas waar
het niet stervend is, waar het streeft als een hooglied stygend in de tijd
wikkel in de tijd, warrel tussen zeeklanken het rollende, je kop bezwerend
naar het meerdere, pas over de gladde vloer de meren verlangend naar alles,
alles hoerig en alles voornaam, alles pas pas waar nooit sporen zijn en stop
Het wordt dus toch een aanroep-gedicht. Er zitten wel details in die zijn ontworpen om een filosoofje te doen glimlachen, zoals “waar het niet stervend is” maar de hoop bestaat dat dit andere lezers niet afleidt van hun dans.
stygend is stijgend met een verwijzing naar de Styx. Dansen heeft ook altijd iets duivels in zijn tijdloosheid.
De cursusleider heeft altijd een zwak gehad voor het Dionysische. De kunst is om de metaforen goed in het ritme te krijgen, ‘op muziek te zetten’ als het ware, en om de metaforen zodanig te kiezen dat ze elkaar versterken zonder dat het geheel hermetisch en traag wordt. Het gedicht moet spontaan en speels lijken, maar toch de voorname signatuur dragen van iets dat ‘zo moet zijn’. We ontwaren deze spanningsvelden, die we bevolken met hoogst eigenzinnige verbeelding. Zo is dit soort poëzie altijd een waagstuk.
Lees het nog eens door. Welke beelden ‘werken’, welke zou je vervangen door betere of – weglaten?
Jullie gedachten dienaangaande zijn hier meer dan welkom!