Cursus gedichten verbeteren #17

Welkom terug zeer gewaardeerde cursisten! Hebben jullie nog suggesties voor het gedicht van de vorige keer? Deze cursus begint op gang te komen, onder de drijvende krachten bevindt zich de eer van de auteur, die, nadat hij om neurologische redenen onbegrijpelijke rommel had geschreven, in duigen lag. Vandaag nemen we een gedicht onder handen over naamgeving.

NAAM

Maan me, aai
door mijn vlashaar

verwar me

laat me de woorden herhalen zoals de cicaden zich herhalen
sinds mensenheugenis. De oude Grieken luisterden naar
hetzelfde geluid ik zoek het woord op dat de oude Grieken
voor het zingen van de krekels hadden: ἀπολιγαίνω

De observatie geeft ons het gevoel te waken over de tijd.

ik staar door de witte tralies voor mijn raam
die in Griekse zuilen veranderen als
ik mijn ogen in hun kassen verdraai
en waardig zit in in de tempel
of op het stoepje ervóór

Ik ben bang dat mijn woorden niet raken
wat ik wil raken. Vroeger was daar een godin
voor benoemd, en zij was gehuisvest in een tempel

de mensen haden haar bloemen en fruit gebracht, en geurende kruiden
vroeger was de naam van die godin genoeg geweest.

Het begin van dit gedicht, met de flauwe omkering “maan” en het verwarrende geaai moet direct worden geschrapt. Soms moet je niet te lang nadenken. De strofe over de cicaden is een redelijke premisse; het feit dat de Griekse elementen later terugkomen is niet slecht. Wat doet die observatie over het waken over de tijd daar? ik waak over de tijd is directer, korter, beter. De witte tralies (u moet weten dat er zich voor het raam van de auteur écht witte tralies bevinden) zijn hier essentieel. In de verbeelding worden ze zuilen en wordt er gespeeld met binnen en buiten. Het is verstandig om het gedicht met die plaatsbepaling te beginnen.

ik staar door langs de witte tralies voor mijn raam
wanneer mijn gesloten ogen in hun kassen rusten
verander ik ze in Griekse zuilen (dat is actiever)
waardig zit ik in mijn tempel (… een god in het diepst van mijn gedachten)
of op het plein ervoor (binnen-buiten distinctie is willekeurig in de verbeelding)

We zitten dus in de verbeelding van de schrijver. Now what?

ik wil woorden herhalen zoals de cicaden zich herhalen (zijn het niet gewoon krekels?)
sinds mensenheugenis. Reeds de oude Grieken luisterden naar
hetzelfde geluid. (Ik zoek het woord op dat de oude Grieken
voor het zingen van de krekels hadden: ἀπολιγαίνω)

ik waak (mee) over de tijd.

De krekels lijken hier willekeurig gekozen. Dat is altijd een zwaktebod. We verwachten dat de dichter iets doet met het nimfestadium, het lange verblijf onder de grond, het exoskelet dat deze insecten afwerpen wanneer zij na twee tot zeventien jaar te voorschijn komen, enz.

Het slot, waarin de auteur met een godin op de proppen komt, moet preciezer. Het beeld mag persoonlijker:

ik schrijf om met mijn woorden een mens te raken (echt? )
vroeger was daar een godin voor benoemd
en zij was gehuisvest in een tempel

de mensen hadden haar bloemen gebracht, en geurende brandende kruiden
vroeger was de naam van die godin genoeg geweest

Vormt het gedicht zo een afgerond geheel? Ik vrees van niet. De NAAM is in de verbeelding genoeg. Ik wil iets lezen als “waar de naam voor staat”. De naam mag de cicade zijn met zijn luide lokroep en jarenlange verblijf in het duister. De naam krijgt net als de cicade iets van magie wanneer hij ineens aan het licht komt.

ik laat een godin uit mijn hoofd (Pallas Athene?)
ontstaan, en breng brandende kruiden naar haar tempel

je vraagt me naar mijn diepste gedachten
en ik zeg je dat haar naam volstaat

Zo krijgt het al iets meer karakter. Nu moet de je-persoon eerder worden geïntroduceerd (bij nader inzien doen we dat toch maar niet). De naam volstaat omdat het ondergrondse gekriebel van de cicaden (ons aardse leven) is geïmpliceerd. Dit beeld moet nog wat nauwkeuriger worden uitgevoerd. Ach, eigenlijk moet dit gedicht helemaal anders.

Naam

het is nacht

ik staar langs de witte tralies door mijn raam
wanneer ik mijn ogen sluit
veranderen de tralies in Griekse zuilen
en zit ik waardig in een tempel, of ervoor

ik hoor hoe buiten de krekels zich herhalen
de oude Grieken, denk ik,
zij hadden voor dat geluid een naam,

ik laat godinnen uit mijn hoofd ontstaan

Mogen we nu tevreden zijn? Is het spel met de krekels en de Griekse godinnen te droog of te saai? Is het gedicht te kort zo, is er teveel geschrapt (dat was vandaag wél erg vruchtbaar)? Wat vinden jullie van het ritme? Commentaar is van harte welkom!

Pallas Athene / Rembrandt Source: Wikimedia commons

Geef een reactie