Cursus gedichten verbeteren #36

Vandaag verbeteren we het openingsgedicht van de potsierlijke potpourri Tongriem 2, die ik ooit, u gelooft mij, zonder enig besef van compositie heb samengesteld. Het ding heet “idylle”. We gaan bij het verbeteren vooral letten op het ritme en de vervuilende beeldspraak.

Idylle

… zinnen over welke poëzie poëzie mag heten
ze kan regels volgen, of regels vergeten
want voorlopige woorden struikelen over stoelpoten
als ze pogen de wereld na te dansen
op gladgeknoeide vloeren, kort voor sluitingstijd
woorden met een badmuts tegen de onzekerheid
met bange dromen dat ze moeten herkansen
hoe ijdel is hun vrezen, en dat van hun baas
die boos manke verzen maakt, een dwaas
die de strijd voert tegen de verhaasting maar
wat zegt een wolfspan van toverwoorden
die rollen van dikke drinkende tongen nog
tegen een scrollend facebookpubliek
en hoe lijden wij, dichters, wanneer ze ons liken
de macht van het woord is enkel nog de macht
van het zegel, en het zegel verdekt
maar wat malen wij daarom, wij opvrijers
van harige taal, wij dienaren van forsere krachten
wij hamerslagen van Baal, foeterende verlichters
zonder zandgronden onder ons verhemelte
wat is voornaam in een werolt zonder graal
wat is voornaam in openschuivende tijden
dat we van onze tongen onderzeeërs maken
en torpedo’s klakken naar het oppervlak
klak-klak
waar de meerminnen zijn verdreven en
hun stemmen wegsterven omdat alles verbleekt
en verzuurt, tegen de vijanden van het durende
die hun vliedendheid stutten met replica’s
en de aarde met hun traagheid verzwageren
strijden wij om aanlegplaatsen voor de
schaduw van ons nageslacht, en roeren
de grote woordentrom, wij grondelozen
die leven in de branding van een langgerekte
verliefdheid, wij vrijen, met tweestemmig luim
onder onze kruinen…

Wat is de bedoeling van deze woordkunst? Is het een voordrachtgedicht? Moet het ook op papier stand kunnen houden? Er staan regels die een tweede lezing behoeven, die moeten ofwel worden vereenvoudigd voor een ‘slam’-gedicht, ofwel nauwkeuriger worden neergeschreven voor een papieren tijger.

Lelijk is het woord ‘werolt’ dat in een verbasterde etymologische oervorm wordt gespeld om interessant te lijken. Lelijk is de ellipsis aan het begin en op het eind. Lelijk is het klak-klak. Dat kan een voordrager er best zelf bij improviseren, in de tekst is het onzinnig. Mooi is “strijden wij om aanlegplaatsen voor de schaduw van ons nageslacht” en het betekent ook nog iets!

De betekenislaag moet nauwkeuriger. Wat doet de fenisische vruchtbaarheidsgod Baal hier? Wat betekenen de zandgronden? De ‘vijand’ wordt eerst als ‘verhaasting’ gekenschetst, later is er sprake van met traagheid verzwageren. Dit soort dingen doet vermoeden – en in dit geval volkomen terecht – dat er nauwelijks is nagedacht over de inhoud. Het sein losse woordenflodders, er valt weinig in te ontdekken. Het herschrijven is met dit in ons achterhoofd een lineair proces. Het resultaat is een stuk frisser, loopt beter en betekent tenminste iets:

Idylle

onze poëzie kan regels volgen, of de regels vergeten
ze mag struikelen van voorlopigheid over stoelpoten
als ze poogt de wereld na te dansen kort voor sluitingstijd
op een gladgeknoeide vloer mag ze woorden daveren
als een magische tondeldoos tegen de onzekeren
die tijdens het neuken herkansing vrezen, wat helpt ons
bij de strijd tegen de verhaasting, wat zegt
een wolfspan van toverwoorden,
van verzen die rollen van een dronken tong
nog tegen een starend schermpubliek
en hoe lijden wij, dichters, wanneer ze ons leuken
maar de macht van het woord is enkel de macht
van het zegel en wat malen wij daarom, wij
opvrijers van harige taal, wij dienaren
van een forsere kracht, wij opklaarders
op de zandgronden onder Baals verhemelte
wij voornamen in een wereld zonder graal
waarin we van onze tongen onderzeeërs
maken en torpedo’s klakken tegen het oppervlak
omdat de meerminnen zijn verdreven en
hun stemmen wegsterven zoals alles verbleekt
en verzuurt, tegen de vijanden van het durende
die hun vliedendheid stutten met replica’s
en dagelijks onze aarde ontzwageren
strijden wij om aanlegplaatsen voor de
schaduw van ons nageslacht, en roeren wij
de grote woordentrom, wij grondelozen
die leven in de branding van een langgerekte
verliefdheid, wij veelstemmigen, wij vrijen

Zien jullie hoe er hier verbeterd is? Het blijft een adolescent, wild en jong gedicht. Suggesties en commentaren zijn weer van harte welkom! Tot de volgende keer!

 

Geef een reactie