Enkhuizen zien

Wanneer je de spoorwegkaart van de NS overdwars houdt, heb je een metrokaart in je handen van een enorme, tamelijk dunbevolkte metropool genaamd Nederland. In Tokio, Mexico City of Londen zit je soms meer dan een uur in de metro om je vrienden te bezoeken, een boodschap te doen of naar een stadspark te gaan. Wanneer je in de lage landen de trein neemt doorkruis je in die tijd het halve land. Dames en heren: we zijn een stad. Laten we ons er ook naar gedragen.

Deze overpeinzingen begeleidden me tijdens mijn twee uur durende zondagse treinreis van ’s Hertogenbosch naar het eindpunt Enkhuizen. In treinstel 8730 kijk je door de schacht van het toilet zo op het voorbijrazende staal. Het is een gat waarin je geen kostbaarheden moet werpen, want zij zullen door de wielen worden verpulverd. Een spoorwegpastor zou preken over hoe we zonder er veel bij na te denken, en zonder religieuze dankbaarheid, het mooie landschap voor lief nemen dat voorbij raast. En hoe de aanblik van het onverbiddelijke en steeds eendere staal door het gat in een trein-wc ons nederiger en wellicht milder kan stemmen. Een memento mori in de treinretirade, zit u soms om aandacht verlegen, mijnheer Choi?

Vanaf het lieftallige kopstation wandel je over een dijkje langs een gezellige jachthaven naar de het centrum. Ik zag het ‘Starship’ en het ‘Kofschip’ naast elkaar aangemeerd liggen, vierde in mijn hoofd de diversiteit van de stuurlui en volgde een paar stelletjes naar de iconische bouwwerken van Enkhuizen. De terrassen zaten vol, de menukaarten stonden vol verse vis, bereid op Italiaanse wijze. De Italiaanse vlaggen en de gelati deden me aan Napoli denken. “Enkhuizen zien en sterven”, dacht ik. Er klonk een helder engelachtig carillon. Op het gras voor het Almanakmuseum renden voetballende kinderen. Er was geloof ik een bruiloft gaande, iemand hield een speech aan een tafel vol geschenken. Met de ophaalbrug erbij een perfecte Ansichtskarte aus Holland. Ik wandelde langs de rustige grachten achter het toeristische cultuurerfgoed en waande me in een sterk uitvergroot Madurodam. Die Gouden Eeuw, hoe zij moest hebben gevoeld voor de brave burgers waarover de geschiedenisboeken, in tegenstelling tot de plunderaars, nauwelijks reppen.

CONTENTEMENT PASSE RYCHESSE
1626

Dat stond er op een gevel, niet ver van het straatje “Drie groene eikels” en het bronzen beeld van stadsdokter Bernardus Paludanus. Ik schreef de leus op een servetje en vervolgde mijn wandeling.

Op de top van de Zuiderkerk zag ik, bovenaan de elegante azuren spits, een prachtige knoflook. In een etalage zag ik een viola da gamba. Ik liep achter drie grote Duitsers aan. De terrassen zaten vol. Ik bestelde te langen leste een latte macchiato en het woord “allestijdperk” in een notitieblokje. Er heerste een warme zondagmiddagstemming. Het meisje wenste me met de liefste glimlach een mooie avond.

Ik dommelde in de trein terug. Op Facebook vroeg iemand hoe je duizend euro op de meest zinloze manier kunt uitgeven, wetende natuurlijk dat we daarmee een diepere, existentialistische zingevingsstructuur blootleggen die we, in tegenstelling tot de zinsbegoocheling die ons vanuit onze schermen toeschreeuwt wél allemaal delen. Neem de trein naar een willekeurige locatie, bijvoorbeeld het laatste station, om daar in contemplatie te lummelen.

Geef een reactie