‘Ik, Arthur van Amerongen’ – een reviaanse roman in 150 columns

Vorige week heb ik nachtwerk gemaakt van een recensie over een bundel columns, geschreven door een rauwe kerel die van de heroïne is overgestapt op vruchtensapjes en zich met drie teven heeft teruggetrokken in een leuk hutje op een berg in de Algarve. De recensie werd niet geplaatst “omdat het teveel over de persoon zelf ging” – wat wil je, bij een verzameling autobiografische columns? Het vermoeden rees dat er meer achter steekt, namelijk allerlei literaire loyaliteiten. Dit werd later door de hoofdredacteur geloofwaardig ontkend, maar wat ben ik op zo’n moment blij niet afhankelijk te zijn (en me niet afhankelijk te voelen) van subsidieverstrekkers en cultuurplanners. Mij werd helaas zonder overleg of waarschuwing de toegang tot het back-end van die site (“tzum.info”) geblokkeerd. Hieronder het stuk dat ik schreef – oordeel zelf!

Wanneer u in de afgelopen jaren een Volkskrant heeft opengeslagen, weet u waarschijnlijk wie Arthur van Amerongen is. U heeft geen idee over wie het gaat? Arthur van Amerongen (1959) studeerde semitische talen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was Midden-Oosten-correspondent van 1990 tot 2001 en woonde vier jaar in Paraguay. Hij schrijft een wekelijkse column in de Volkskrant, getiteld ‘Ik, Arthur van Amerongen’, die door velen gretig wordt gelezen. Maar wat voegt het bundelen van 150 columns toe? Dit probeer ik hier duidelijk te maken naar aanleiding van de in mei 2015 bij uitgeverij XTRA verschenen bundel van 150 columns, met evenzoveel illustraties van Gabriël Kousbroek. Deze striptekeningen zijn grappig, maar hadden een stuk groter gemogen.

Ik heb mezelf als recensent opgeworpen omdat ik net als van Amerongen in Portugal woon en een zwak heb voor eigenzinnig uit hun doppen kijkende tijdgenoten, vooral als ze op de achterflap met Charles Bukowski worden vergeleken en andere recensenten reeds bewust op Jan Cremer hebben gezinspeeld. Zo begin ik te lezen op een terras in Lissabon met een kopje sterke koffie erbij en een zeebries die de pagina’s doet opwaaien. Ik lees een paar dozijn columns door die me evenzovele flarden over het leven van een prettig gestoorde excentriekeling in de Oost-Algarve om de oren slingeren.

Wij kunnen die flarden oprapen door de columns, die in de bundel allemaal twee pagina’s lang zijn, in willekeurige volgorde te lezen. Vervolgens kunnen we in onze geest het perspectief van een Nederlandse expat uit overtuiging reconstrueren. We weten na 150 columns een beetje hoe het is, om Arthur van Amerongen te zijn – maar is dat ook de moeite waard?

Ik denk het wel. Deze vent lééft. Vanuit de compromisloze vrijheid van zijn datsja in de Oost-Algarve stuurt hij zijn woorden als een frisse sirocco naar het hoge noorden. Geen kapsones, geen betweterij, geen vriendjespolitiek, en zeker geen onder social pressure in elkaar geflanste mening-itis.

Deze pagina’s pronken met hun onafhankelijkheid. Alles en iedereen wordt op de hak genomen, behalve misschien enkele faibles van de auteur zoals Gerrit Komrij en zijn drie honden. Het is natuurlijk een leuk anachronisme, zo’n nietsontziende intellectuele herrieschopper in de kantlijn van een burgerkrant – en het concept blijkt succesvol, gezien de populariteit van de column. Toegegeven, er is veel schunnigheid, maar deze is vaak op subtiele wijze verweven met verwijzingen naar de wereldliteratuur.

Deze 150 columns bij elkaar genomen zijn een reviaanse roman, een eigenzinnig universum waarin de hoofdpersoon met een intensiteit leeft. Het decor wisselt van Mokum tot de Algarve tot Paraguay; ‘hoeren en snoeren’ wordt net zo vaak aangehaald als Gerrit Komrij en literaire klassiekers. Er is om de paar bladzijdes sprake van wilde seks en er wordt gezopen dat het een lieve lust is. Tegelijkertijd is het ook een momentopname van Nederland op afstand. Soms is er een knipoog naar actuele politieke kwesties, maar er wordt niet gedebatteerd. De politiek wordt net als ieder ander onderwerp danig gezouten en door de emotionele vleesmolen geperst. Wat eruit komt is een wereldbeeld dat intens droevig is en vrolijk tegelijk, schunnig en bijkans ontroerend. Een levenshouding die ons even doet slikken, fellatio of niet.

Arthur van Amerongen houdt van taal. Als Arabist beheerst hij natuurlijk zijn semitische talen; Spaans en Portugees spreekt hij ook vloeiend. Wat hem voor ogen staat in deze columns is een bewust eigenzinnig taalgebruik – en dat gaat verder dan het invoeren van begrippen als ‘neukteugels’ en ‘drilpuddingreet’. Zo schrijft hij in het stukje ‘Handicap’ over een psychotische golfer die er op het vliegveld van Faro achter komt dat hij 400 euro moet betalen voor overgewicht: ‘Misschien wilde hij zijn hele leven als een aap door de jungle slingeren, op elke willekeurige plek schijten en pissen en neuken. Maar hij durfde niet en werd registeraccountant.’ Wie van dit soort zinnen houdt, zal waarschijnlijk lol aan deze bundel kunnen beleven. Wie er zijn schouders bij ophaalt, koopt beter iets anders.

Ik denk dat de kwaliteit van deze bundel vooral zit in de literaire omgang met tegenstellingen. Gerrit Komrij, met wie van Amerongen bevriend was, vond dat hij zelf ‘de eerste gelukkige schizo’ was. Van Amerongen is in dit boek heroïnejunkie en Jellinekganger, hoerenloper en compulsief rukker, alcoholist en geheelonthouder, metroman en holbewoner, kolonialist en bootvluchteling, hypochonder en geinponem tegelijk. Wat wil men nog meer?

Kamiel Choi

Arthur van Amerongen – ‘Ik Arthur van Amerongen’. 150 columns uit de Volkskrant. XTRA. 320 blz.

10 commentaren op “‘Ik, Arthur van Amerongen’ – een reviaanse roman in 150 columns

    1. Thanks. ja er is een soort loyaliteitenstrijd gaande vermoed ik, vind ik wel heel grappig want het houdt leven in de brouwerij. Een van de commentaren van de redactie was dat de recensie te veel over mezelf ging (nadat ik het had herschreven omdat het eerst teveel over de auteur ging).

  1. Ha Kamiel, je insisteert blijkbaar op de afwijzingsgrond die je foutief weergeeft. Ik zal even citeren uit mijn mail: ‘Meningen worden nauwelijks onderbouwd, het informatiegehalte is erg laag en de schrijver van het stuk staat nog steeds te veel op de voorgrond.’

    1. Bedankt voor de reactie. Ik kreeg bij de eerste correctie de indruk dat het bijna goed was, omdat je schrijffouten verbeterde. Mijn leraar Nederlands deed dat vroeger alleen als het stuk op zich passabel was. Ik had liever in de eerste reactie gehoord dat het er volledig naast is. Ik heb in er in ieder geval wel van geleerd (ik heb nooit Nederlands of journalistiek gestudeerd, en merk denk ik daardoor niet dat informatie, onderbouwing, en objectiviteit ontbreken). Het is fijn om een eigen blog te hebben waar ik me kan uitleven. Wanneer ik weer iets heb m.b.t. het Komrijk, zal ik proberen er een normaal journaillistisch stuk van te maken, en dit aan Tzum aanbieden. In ieder geval bedankt voor je kritiek. Wat ik wél heb gestudeerd is filosofie, dus ik weet dat een mens alleen door kritiek vooruit komt. Een goed begin van de week wens ik jou en de jouwen!

  2. Dag Kamiel,
    Ik snap niet dat je die indruk kreeg, want ik schreef bij de eerste versie (heb een foto met het commentaar op Facebook gezet): ‘Het stuk dat je op de site hebt gezet, wil ik zo niet plaatsen. Ik heb er veel te veel commentaar bij (ik heb het even in een word-document gezet). Het spijt me, maar het is vaak onduidelijk waar je het over hebt.’
    Bij de tweede versie schreef ik: ‘Op het gevaar af dat je me een klootzak gaat vinden, maar het stuk dat er nu op staat, staat nog veel te ver af van wat ik een goede recensie vind. Met kritiek binnen het stuk heb je nog bijna niets gedaan. Ik kan het zo nog echt niet plaatsen.’

    Kan gebeuren. Wat ik dan minder prettig vind is dat een medewerker van Tzum, op zijn eigen site Tzum gaat afvallen, daarom heb ik toegang tot de site als schrijver geblokkeerd. Je schrijft: ‘wat ben ik op zo’n moment blij niet afhankelijk te zijn (en me niet afhankelijk te voelen) van subsidieverstrekkers en cultuurplanners’. Blijkbaar hebben we in het café in Groningen onduidelijk kunnen maken hoe Tzum gemaakt wordt: volledig zonder subsidie en aan cultuurplanning doen we ook al niet (ik weet niet eens wat het betekent). Iedereen werkt gratis en voor niets mee aan de site en alleen de vier eindredacteuren verdelen de bol.comverdiensten, zo’n twintig euro per maand. Die eindredacteuren besteden veel tijd aan het redigeren van stukken, maar als het een onduidelijk stuk blijft, dan gaat het terug naar de maker. Die kan ermee doen wat hij wil, maar het is niet fijn dat je een trap na krijgt voor je werk. Blijkbaar is dat de manier waarop je wilt werken, maar wij willen er ook een beetje lol in hebben (en houden) en ik vind dit niet de juiste manier.

    1. Goedemorgen,
      Hartelijk dank voor je reactie! Zoals ik eerder schreef, heb ik er veel van geleerd. Ik schrok wel een beetje toen je het woord “klootzak” in de mond nam – je bent helemaal geen klootzak Coen. Waarom kwam je met die gedachten? Ik heb even gekeken en walgelijke commentaren van D. Pefko en consorten op tzum gezien. Ik begrijp dat je een bepaalde verwachtingshouding hebt wanneer je met zulk tuig wordt geconfronteerd.
      Ik begrijp niet goed wat je met aanvallen op Tzum bedoelt. Ik ben een groot voorstander van het vrije woord. Wat was mijn aanval op Tzum precies? Ik schreef dat ik vermoedens had over loyaliteiten, en toen duidelijk bleek dat dit niet zo was, corrigeerde ik het. Natuurlijk, ik schrijf niet zo duidelijk en ben geen intellectueel, maar dat is toch geen reden om me, zonder me eerst een kattebelletje te sturen, van de site te halen?
      Ik weet heel goed dat Tzum gratis wordt gemaakt, en vind dat lovenswaardig. Zoals ik in mijn vorige commentaar schreef, ik zou graag nog een stukje voor Tzum willen schrijven, maar helaas ben ik niet goed genoeg. Ik hoop dat je de frustratie een beetje begrijpt, en me kunt vergeven dat ik daar zo op heb gereageerd. Ben je zelf wel eens gefrustreerd geweest? Ik ben daarom blij met een eigen blog. Nogmaals, ik wens je een heerlijke juniweek.

Laat een reactie achter bij Coen Peppelenbos Reactie annuleren