Gisternacht tuurde ik, half verzadigd na een goede episode van Black mirror in bed naar een gemiste uitzending in het kader van de Nederlandse boekenweek, omdat ik mijn gemoed met de milde heimwee wilde bijvullen die wij ballingen soms nodig hebben. Rimpels en piekhaar van mevrouw Palmen kwamen me zo vertrouwd voor dat ik me even heel dichtbij haar waande. Terwijl ik mijmerend over de verloren tijd aan haar lippen hing verkondigde ze dat het “een heel fijn iets” is om zo’n bekend openbaar persoon te zijn. Het klonk allemaal zo bekend, haar personage, onze Hollandse Catherine Millet zonder de porno. Is het omdat alles meer waar, meer geleden en meer geleefd is als het door een blijmoedige lezerschare wordt geregistreerd? Is het de ijdelheid, bij leven reeds te willen bestaan als onsterfelijke, dat wil zeggen als merk? ‘Het schrijven’, betekent dat de ingewikkelde relatie met je publiek, een eenrichtingsdialoog die bestaat uit eindeloze pogingen om ‘het’ te zeggen, wat godzijdank nooit helemaal gezegd kan worden. Hier ben ik, nader tot u, en plein public.
De met verve gesjeesde filosofiestudente en meest ingetogen hysterica van letterenland is uitgegroeid tot de grande dame van de Nederlandse literatuur. Ze sprak warempel wijze woorden uit tijdens het interview met de onnozele reporter Jeroen van Kan (hij zette in de uitzending de criticus Arie Storm dom populistisch weg met de opmerking “Oh je begrijpt Lolita dus je identificeert je met een 37-jarige man die op een 12-jarig meisje valt”). La Palmen zelf begon zelf over hoe mooi en moeilijk het leven is en haar fascinatie voor misfits die vluchten in drank en andere leuke dingen, dus de beroepsversimpelaar hoefde haar weinig bij te sturen om het voor de tv-kijker hapklaar te maken. Maar wat boeit mij die tv-kijker – ze sprak helemaal persoonlijk en speciaal voor mij, toen ze vertelde over Marguerite Duras en Patricia Highsmith. Dat waren pas maniakale schrijfsters die de pen nodig hadden om te overleven. Schrijven was de enige manier waarop deze zwaar beschadigde vrouwen van zichzelf konden houden. En daar gaat het om, het leven is een grote redemption song.
Is dat schrijven? Stotterend de zelfhaat op afstand houden, laveren op het koord dat je steeds hoger boven de kwalijke poel van je emoties moet spannen? Steeds opnieuw en steeds meer dingen zien, of geloven dingen te zien, zodat je vantage point rijst met het modderwater dat je observeert. De afstand veilig stellen, door deze steeds te vergroten. Selbstzerfleischung zodat je alles kunt blijven bekijken vanuit het virtuele perspectief van de niet-betroffene. Ja, het gaat over jou, maar je bent altijd net iets verder, in helderdere en ongenaakbaardere luchten.
Of is dat iets typisch Hollands, een calvinistische schrijfdemon die zich diep in de geest van het polderproza heeft genesteld? Dat het nooit uitstijgt boven de verstikkende dampen van moralisering en psychologisering? Deel ik deze observatie wellicht met het opmerkelijk grote aantal hedendaagse literaten in zelfgekozen ballingschap (Mulisch, Komrij, Meijsing, Grunberg, Nooteboom, Pfeiffer) die allemaal proberen ergens aan te ontkomen en daar schitterend in falen? Het viel me op in het puzzelproza van de getalenteerde Herman Koch, de auteur van het boekenweekgeschenk over een vader-zoon-relatie. In de serieuze Nederlandse roman wordt altijd iets ‘onderzocht’ waar de lezer wat aan moet hebben.
Schrijven moet je gewoon doen en pas wanneer je ermee ophoudt ben je geen schrijver meer.
Ik weet het niet, misschien is dat onzin. De uitzending spoorde me in ieder geval aan om beter mijn best te doen, om weer ruim 2000 woorden per dag te produceren (die zalige illusie dat het productie is!), en zinnen te maken die wild over elkaar heen rollen en elkaar afmatten in een schouwspel van duizend ironisch knipogen. Het merg van het leven leegzuigen en weer uitspugen in bezwerende, magische taal. Je niets en niemand ontziende fantasie afmatten tot het een schim is die aan de einder dreigt te verdwijnen. Het maakt niet uit welke verkitschte metafoor ik kies. Schrijven moet je gewoon doen en pas wanneer je ermee ophoudt ben je geen schrijver meer.
Volgende week over het belang van erkenning en het spel met de roem. Wekt het spektakel eromheen de taal tot leven, of is het veeleer wat stervelingen ertoe motiveert, zichzelf aan de dode letter prijs te geven?
Een reactie op “Boekenweek met Palmen”