Een bergwandeling

De berg had zich al enige tijd in mijn geest gemanifesteerd als een plek waar ik mijn gekoesterde vrijheid uit kon leven en toen de junimaand een aanvang nam lonkte hij onweerstaanbaar. Ik liet mezelf met een late bus op een zaterdagavond vervoeren naar het stadje Gurye, naast het nationale park Jirisan, het omvangrijkste in Zuid-Korea, op de maritieme parken na om precies te zijn.In het dorpje viel weinig te beleven en de overnachtingsmogelijkheid die ik had uitgezocht was niet beschikbaar. Dit sloeg mij geenszins terneer. Integendeel: de luim begon weer door mijn hoofd te gonzen zoals zij dat pleegt te doen in onvoorziene omstandigheden.Ik ging omstreeks half twee een restaurantje binnen om een 파전 te eten, een Koreaanse hartige, en zeer vullende, pannekoek. Als een eenzame westernheld zat ik daar te smikkelen, glimlachend naar de gezelschappen aan de andere tafels die hun leed en grote flessen koud bier deelden. Mr. Nobody veegde zijn mond af en vroeg om de rekening. Daarna begon hij te lopen.

Nachtelijke wandelingen kunnen me altijd bekoren, al vinden zij uit veiligheidsoverwegingen meestal langs een verharde weg plaats. Ik kon een rivier volgen tot aan een dorpje, vanwaar een provinciale weg de bergen in sneed. Zingend wandelde ik enige uren totdat vermoeidheid me ertoe bewoog om ergens in een houten paviljoen te gaan liggen.De volgende ochtend bereikte ik een mooi dorpje met een toeristische markt. Een echtpaar dat me tijdens de rit mededeelde die dag 39 jaar getrouwd te zijn bracht me een stuk hogerop, waar ik uiteindelijk mijn bergtocht kon beginnen bij de tempel Ssanggyesa.Toen ik na tweeënhalve kilometer de schitterende waterval 불일폭포 bereikte speelde ik met de gedachte om daar maar te blijven en in de mist van het neerstortende water mijn overpeinzingen te volvoeren. Zulks zou de tocht volgens heersende maatstaven echter niet memorabel hebben gemaakt en het bestaansrecht van dit relaas fragwürdig hebben gemaakt.

Ik liep dus verder om gedehydrateerd te raken, de top te bereiken, een slang te zien, een mooie verpleegster te ontmoeten, de Koreaanse kraagbeer te ontwijken, met Koreanen te barbecuën en te zuipen, en op een rots te slapen.Mijn ongetrainde lijf begon na enkele kilometers te protesteren. Ik was oververhit als een ongesmeerde Oekraïense traktor en mijn hart ging zo tekeer dat ik vreesde dat het ding in mijn borst zou barsten. Ik meende opeens dichters met hartproblemen (Starik, Wigman) te begrijpen, hetgeen mijn empathisch vermogen ten goede zou kunnen komen.

Korte stukjes. Huffend en puffend klauterde ik meter voor meter naar boven over goed begaanbare rotspaden en dan over de bergrug waar aan weerszijden van het pad hoge planten stonden die het bijna overwoekerden. Het voelde, en dit schrijf ik niet alleen voor de bühne, alsof ik in een verlaten bananenplantage mijn verloren ziel najoeg.

Ondertussen waren beide telefoonbatterijen, op een noodquotum van 25% na, leeg daar ik de vorige dag in de bus ten prooi was gevallen aan sociale media, en kon ik de prachtige vista’s die zich, inmiddels op ruim 1200 meter hoogte, voor me uitstrekten niet op de gevoelige plaat vastleggen. Maar daar valt tegenwoordig best tegenin te googlen.

De zon daalde en het geluk wees me een rots. Ik rolde daar mijn slaapzak uit en trok mijn winterjas aan om me in mijn geïmproviseerde leger op te rollen. Het werd een verrukkelijke nacht onder de sterren alleen met mijn gedachten die men in zulke omstandigheden op nobelheid kan dresseren. Ik werd enkel kort afgeleid door een wilde hond of iets dergelijks (ik geloof niet dat het de Koreaanse kraagbeer was, maar dat klinkt beter voor het verhaal). Het dier was banger voor mij dan ik voor het dier.

Bij het eerste zonlicht vervolgde ik mijn avontuur. Urenlang liep ik alleen, totdat ik gevaarlijk low on water was, zoals de Amerikaan zegt. Ik had mijn bron, 한벗샘, die zo mooi op mijn kaart stond aangegeven met een blauw sterretje, gemist. Gevaarlijk was het niet: ik had een noodrantsoen en het lekkerste blikje Fanta van Azië in mijn rugzak. En het was nog maar vier kilometer bergop naar de hut. Toch straalde ik van dankbaarheid toen een barmhartige Koreaan me een vol flesje bergwater in de hand drukte. Gered!

Ik bereikte de bron waar ook zij hun water getapt hadden en waarlijk, ik zeg u, het was een van de mooiste plekken op aarde. Ik verwijlde er lange tijd, slechts afgeleid door de brommende vliegen die zich op mijn zweet stortten. In het shelter deelde een stalen gezicht mij mede dat overnachting er zonder reservering niet is toegestaan. Ik kocht wat rijst en kreeg noedels van een groep sportieve jongelingen die hier een outing hadden. Liep door naar het volgende onderkomen samen met een fitte hiker die mij verdacht vaak op de foto zette (mooie jongen…)

Ik besloot mijn geluk op de proef te stellen in de volgende berghut, 장터목대피소, en wachtte zonder reservering tot de avond viel, onderwijl babbelend over vrijheid, taal en natuurschoon met de lieve Koreaanse mensen die daar in vol ornaat (pico bello sportbergkleding, wandelstokken) arriveerden om hun meegenomen ramen en speklappen te verorberen.

Ja, er was plaats voor Kamieleke, en de houten vloer in het chalet had niet comfortabeler kunnen zijn. Dit gegeven droeg er mede toe bij dat ik niet om drie uur opstond zoals bijna iedereen teneinde de geestverruimende zonsopgang op de top te beleven, maar om een uur of acht naar boven kachelde en op de top poogde iets poëtisch op papier te zetten in de traditie van Hofmanntshal en Caspar David Friedrich. De foto van de zonsopgang die u hier ziet heb ik gekregen van een vriendelijk heerschap in de bus terug naar Seoel.


De raven op de top 천왕봉 waren spectaculair, dat moet u zonder foto van me aannemen. Ik rustte tot het tijd werd voor de afdaling, die ik uit gewoonte in ijl tempo begon. Maar Bergaugenblick verweile doch, dacht ik. De berg en het vermoeide lichaam dat je hebt uitgeput, het zijn je vrienden! Verzet je tegen twee millennia culturele indoctrinatie! Luister naar je lijf, het is geen stuk gereedschap om af te raggen enz.

Bij het shelter van de Rotary, halverwege de berg, kwam ik een beeldschone vrouw tegen die vanwege kniepijn rechtsomkeert had gemaakt. Vriendelijke vent die ik ben, begeleidde ik haar en we babbelden in het Koreaans terwijl we uiterst langzaam afdaalden langs een prachtige heldere beek waarin men helaas niet mocht zwemmen, en ik dus mijn slanke spieren niet aan mijn tijdelijke reisgezellin kon tonen, waartoe mijn instinct me natuurlijk had aangezet.Ze had een auto en een zuster en gaf me een lift naar een traditionele 찜질방, de houtgestookte sauna. Zo belandde ik met twee lieftallige vrouwen in een bloedhete sauna. Nu zult u denken: nee maar, wat een schobbejak is die Kamiel. Maar de sauna is met kleren aan en het was alleszins een propere amicale interactie. Kon zij er wat aan doen dat ze mooie ogen had en een lijf dat een Weinstein tot objectificatie zou aanzetten?

Iedereen was lief en ik vertelde honderduit in mijn beste Koreaans over wat ik hier uitvoer. Schrijver! zeg ik, ben ben schrijver en ik zal het herhalen tot het waar wordt.De zusters vertrokken en ik ging een onrustige nacht tegemoet (mijn ziel is niet zo rein als ik zou willen). De volgende ochtend nam ik een foto van de stoomkamers en de vrouw die me vertelde dat het er 1400 graden wordt en dat het een dag miet afkoelen voordat het van een crematorium in een sauna verandert, bleek Spaans te spreken en zich in die taal Vivi te noemen. Ze had hard gestudeerd ter voorbereiding van de Camino de Santiago die ze deze maand gaat lopen, vanuit Parijs het hele stuk. Vivi gaf me een lift naar het busstation. In haar jeep doceerde ik naar mijn beste vermogen Español, hopende dat ze mijn caveat, dat ik de Spaanse grammatica niet perfect beheers, had begrepen.

Geef een reactie