Cursus gedichten verbeteren #52

Welkom terug bij onze cursus gedichten verbeteren. Vandaag een politiek gedicht over populisme dat probeert met klanken iets van het sentiment van zo’n beweging tot uitdrukking te brengen.

Het populisme

ploertig marcheren de jasagers langs breedgeslagen lanen waar het openschuift
voor hun neuzen die onze wereld staalbeslagen verhoeven,

de verweerde verhaalloze huizen klapperen
hun oogluiken naar het breed getrappen dat huigend de opkomst bezweert

het men hoereert op vuile sokken en sart de zondebok door het uitgestorven dorp
kleingeestige aanvoerders laten zich bedwelmen door die kracht

broeiende zomerdagen verblagen in holle beloffing en strijdvaardigheid
in vermoeide benen enigend rond oerdelen en hysterica mengen zich en

aast ronstig rond de kadavers van verlopen hoopzucht en trapt die
door de lange lanen en in de smalle straten heft men het lied der hemelen aan,

men voorwendselt makaber
overlevering in vleesloze stampzinnen die de massa van buiten leert,

het volk smeert zich in met de verkrachte hoop op grootsheid,
klotend met vertelsels die verhechten en doden,
schenden en de broederschap ontzweren,

straffeloos koldert de kokette revolte
grinnikend wordt alle ernst verguisd
tot ze het tijdsgewricht heeft ontluisterd, tot

ze verstrikt is geraakt in kromgezworen struikelwoorden
tot ze alles doet om haar eigen illusie te bevrijden en
moorden, moorden moet.

Er zitten een aantal krachtige uitdrukkingen in, maar er is ook lelijk rijmdwang en woorden die erg afleiden van wat er moet worden beschreven. Jasagers? Koket? Het lied der hemelen? Daarnaast wordt het stoere marsritme niet altijd goed aangehouden, laat staan effectief met klanken versterkt, en het einde “moorden moet” dient beter voorbereid. En het hoeft niet braaf begrijpelijk.

tot ze onstopbaar hervoorbreekt uit het grijs der dagen
in het lijkenlicht van de macht

Uiteindelijk komen we tot het volgende resultaat:

Populisme

ploertig marcheert de onmin door de doodgefloerste lanen
de verweerde huizen klapperen hun oogluiken verhaalloos

naar het breed getrappel dat een staalbeslagen toekomst oert
waar kleingeestige aanvoerders zich aan hun macht bedwelmen

in broeiende oraties donderen ze holle beloffing en met de rui
op hun schedels benen ze overlopend van hoopzucht, groots

en meeslepend door de boulevards en in de smalle straten heft
men reeds gezangen aan, voorwendselt een miese massa die

makaber zijn vleesloze stampzinnen dregt uit de schoot
van verkrachte hoop, klotend de verminkte vertelsels verhecht,

tot de grimsoldaten kolderen onder stalen regen,
en vol loden ernst het tijdsgewricht onluisterd wordt

en de onmin onstopbaar hervoorbreekt uit het middengrijs
in het lijkenlicht van de macht

Het is stilistisch sterker geworden; de woorden wegen meer (en de Germanismen!) en vallen niet bij tweede lezing als los zand uiteen. Maar het blijft een ‘gelegenheidsgedicht’, iets waar ‘echte’ dichters hun neus voor ophalen. Je waardeert ook geen popliedjes, maar álbums. Een populist kan door een dichtbundel heen donderen, gedragen door subtiele aanwijzingen tussen de regels en associaties met moederkelk en vader-pik – dat is hoe het hoort. Themagedichten zijn saai en voorspelbaar. Wat denken jullie? Commentaar is van harte welkom, om het even op welke partij u stemt.

Geef een reactie