Fietsen in een nieuwe tijd

Op veler verzoek vervolgen we de avonturen van de kleine Miru en haar papa. Het is twee zomers geleden dat ik met haar door Nederland fietste, ik op een geleende herenfiets en zij achterop in het kinderzitje. Het voelt alsof we de reis voortzetten waar we deze hadden afgebroken; de tussenliggende jaren verdampen even wanneer we opnieuw op een tweewieler in het Nederlandse landschap reizen.

Maar het waren geen loze jaren. Miru was heel gelukkig op haar Koreaanse kleuterschool, waar ze naar hartenlust heeft geknutseld en met haar vriendinnetjes gespeeld. Onderwijs in Korea wordt vanaf de basisschool echter doodserieus: we hebben kinderen gezien zonder vrije tijd, hun inspanningen op achtjarige leeftijd, met de goedbedoelende warme adem van hun ouders in hun nek, waren reeds uitsluitend gericht op de heilige graal: het bereiken van een van de top-3 universiteiten van het land, die ironisch genoeg in internationaal opzicht middelmatig presteren.

De fijnstof die op slechte dagen over de stad waait en het gebrek aan bruisende multiculturele scènes, deden ons in eind 2019 besluiten om uit het land van mijn vrouw te vertrekken. We hadden het plan opgevat om een wereldreis te maken, en reisden in december naar Maleisië, waar we hoopvol het nieuwe jaar inluidden in het park voor de Twin Towers van Kuala Lumpur. We woonden in hotels en hostels in Chinatown en Melaka tot we de tijdslimiet van 90 dagen naderden en we verder trokken naar Thailand, op wat later bleek de laatste dag te zijn dat dit kon – want het land ging op slot vanwege coronamaatregelen.

Over ons verblijf in Zuid-Thailand heb ik elders geschreven. Voor dit verhaal bevinden we ons bewust in Nederland. Het is een verslag dat ik van mezelf eis om structuur te brengen in deze maanden. De woorden komen traag, ik herinner me bij vlagen wat er is gebeurd. Op 23 juli landden we in Nederland en enkele dagen later oefende Miru in Hoofddorp op een fiets met nieuwe vriendinnetjes. De zon scheen en we waren onbezorgd. Razendsnel heeft ze het fietsen onder de knie gekregen: in augustus maakte ze al fietstochten zonder zijwieltjes.

Je moet recht door een schrijversblok heen schrijven, zoals je ook recht op een golf af moet varen om de beste kans te maken op de andere kant.

Miru’s gestalte op het kleine roze fietsje dat voor me uit rijdt, ons grapje dat Nederlandse kindjes bij hun geboorte zeggen: “mama… …. … waar is m’n fiets?”, de ijver waarmee ze oefent om haar hand uit te steken bij de bocht, de inschuld in haar stem wanneer ze zegt dat haar kont pijn doet na twintig kilometer fietsen.

We verkennen samen het gebied rond de Drunense Duinen, waar ik als kind hutten bouwden: Miru op de fiets en ik hardlopend. Zo zou ze mijn aanmoedigende coach moeten zijn en de waterfles kan ik het bloemenmandje van haar fiets. Tijdens het lopen waan ik me een ‘stay hard man’, een bekende langeafstandsloper die ik wel mag vanwege zijn ongepolijste motivatietirades, maar die Miru versmaadt vanwege zijn stoute woordjes. We stoppen om bramen te plukken of pony’s te aaien.

Kleine dingen. Ik ben een tamelijk onschuldig wezen, net als mijn dochter. Lange tijd werd ik opgehouden door ellendige kiespijn – iedereen die zijn gebitszenuwen heeft gevoeld weet waar ik het over heb – en nog steeds durf ik niet te beweren dat het over is. De afgelopen maand was er wel een significante verbetering, die ik te danken heb aan de tandarts/implantoloog Henk Eijsbouts, die ik op deze plek hartelijk wil bedanken. Zenuwpijn blokkeert focus en inspiratie, de processen die de basis zijn – preciezer: zouden moeten zijn – van onze virtuele economie. Zodra mijn kiespijn even verdwijnt zit ik te schrijven of ben ik aan het hardlopen. No time to waste.

Miru fietst verder, licht meanderend, een slagschaduw naast haar op het fietspad. We rijden door Moerenburg, onder de rook van Tilburg, de lelijke stad met het lieflijke landschap errond.

De brand in het vluchtelingenkamp Moria is nog maar twee weken geleden – wie spreekt er nog over de slachtoffers?

Ik bekeek de documentaire The Social Dilemma, een reeks veel te springerig gemonteerde interviews met ex-Silicon Valley figuren, mensen jonger dan ik, die het gemaakt hadden bij Facebook of Google. Hun waarschuwing was duidelijk: de tech companies manipuleren ons om zo lang mogelijk achter beeldschermen te zitten. Ons netvlies is advertentieruimte, per opbod verkocht door gewetenloze makelaars in de achterkamers van het Internet. Zorg er in vredesnaam voor dat je geen smartphone nodig hebt om gelukkig te zijn.

Miru wil een telefoon, maar eentje waarmee ze geen video’s kan kijken. Ze wil 1) bellen, 2) tekstberichten schrijven, 3) foto’s maken. Dat kan met een oude Nokia. Een downgrade van de smartphone die ze soms van haar papa mag lenen. Ik weet niet of deze bescheiden eisen zijn ingegeven door een diplomatische tactiek, of door een oprecht elektronisch minimalisme, maar juich het van harte toe.

Ik ben lang bang geweest dat mijn zinnen niet goed genoeg waren, alsof ze een etherische kwaliteit hebben die afgeeft op hun maker. Het zijn artificiële angsten, uitgebuit door de handige jongens achter de knoppen. Schrijver zijn is serieus handje drukken met het schrappen, met de twijfel. Het is de kunst de twijfel te intensiveren tot vertwijfeling –

Waarom moeten we alsmaar door blijven schrijven? Een paar goed getroffen gedichten of aforismen kunnen, wanneer deze goed zijn versteend, ons zegje herbergen. Het zal een bescheiden zegje zijn, maar was niet de moderne waarde waar men met veel wapengekletter achteraan holt – bescheidenheid?

We maken voorlopig met z’n tweeën geen fietstocht door Nederland. Enerzijds ligt dat aan corona en de -maatregelen, anderzijds aan het feit dat Miru naar school gaat. Ja, ze kon zich hier in Midden-Brabant zomaar inschrijven op een basisschool. De bureaucratie kon en zou, zoals het hoort, achteraf. Ze zit in een gemengde groep 3/4, met een leuke leerkracht die ook lesgeeft aan de plusklas voor hoog- of speciaalbegaafde kinderen. De tafeltjes staan in groepjes van vier bij elkaar: groepswerk, een van de meest levendige en genegen herinneringen die ik aan mijn eigen basisschooltijd heb, is de standaard geworden. Kinderen leren van elkaar en het heet geen spieken meer.

Drie dagen is ze tot nu toe naar school geweest, met buitengewoon enthousiasme. Ze vond goede aansluiting bij de andere leerlingen en dankzij Squla en haar papa (de app en de pap) was haar niveau prima in orde. “Een goede basis om mee te werken”, zei meester Jan. Wat ze nog niet heel goed beheerste was het handschrift, dus ze kreeg voor het weekend een oefenschriftje mee. Prompt had ze het uit en ze begreep mijn gespeelde berisping: “je bent naar de winkel gerend en hebt een voorgedrukt boekje gekocht want die letters staan veel te netjes tussen de lijntjes”. Van haar schots en scheven hanenpoten was niks meer over. Dit bevestigt wat ik als geïnteresseerde leek ergens las: dat leren gaat in quantumsprongen.

Morgen mag Miru met de fiets naar school omdat ze na school mag afspreken met haar nieuwe vriendinnetje. Voor mijn dochter is er een nieuwe tijd aangebroken.

Geef een reactie