Cursus gedichten verbeteren #91

Vanochtend bedacht ik me ineens dat we in deze cursus eigenlijk helemaal geen poëzie behandelen. Goed, we lazen een allegaartje van gedichtjes in allerlei stijlen, maar er was geen poëtische visie te bekennen. Dat was een bittere gewaarwording. Ineens werd het helder: de gedichtjes zijn op zijn best van het niveau sinterklaas plus. Het zijn niet de bouwstenen van een poëtisch universum. En dat ‘moet’ natuurlijk wel. De poëet moet visie hebben! Zijn werk moet bundelbaar zijn in boekjes met klinkende namen als dwaalleeraquarel. Hoe kunnen we daar verbetering in brengen? Neem nou deze draak:

ik trek ten strijde tegen wat de volksmond het ego noemt

Welkom in dit gedicht, wat is je vraag?

Ik antwoord op alles wat dreigt met een autoritaire letter.
Een letter met nazaten die schuilen onder de seriefen, voor de angst in hun hart.

Er zijn patiënten die dan maar hun tanden eruit trekken en hun mond vullen met zand.

Hun gebaren zijn opgedroogde rivieren, alles aan hen is overbodig, hun begeerte en hun woede en hun hoop.

Jij kunt je redden, sluip weg in de schaduw.
Verdwijn naar buiten en verlies jezelf
in het spel van de macht.

Vereenzelvig je met de dingen in alle richtingen
wees zelf ook een ding.

Hecht je leven aan de woorden.

Vergeet het verhaal dat ze je vertelden.
Leef als het mos tussen de stenen.

Leef een mooie dood.

alles is scène
alles is fataal
fuck de dood
fuck de taalloze dood

Wat een zwerend onding dat met open wonden is onze poëzieoperatiekamer binnen komt zeilen. Hoe kunnen we hier iets van maken dat op échte poëzie lijkt, dat een ‘poëtisch standpunt’ inneemt of een ‘program’ wil doorvoeren. Want als we goed kijken is het lelijk geschreeuw aan het oppervlak. Jemig, wat neem ik het de mensen kwalijk die ik deze gedrochten eerder heb laten lezen, dat zij mij hun kritiek ‘bespaarden’. Het heeft me jaren gekost om er zelf achter te komen! Dat hoor je op je twintigste te doen, niet op je veertigste.

Ieder zijn eigen tempo, mijn reet. Terug naar het gedicht. Het baldadige einde mag weg. Het mag misschien werken als dronken studentenact op een bonte avond, in de poëzie heeft het niks te zoeken. Dat je ding, of mos, moet zijn zullen we verder moeten uitwerken. Het riekt naar een soort empathisch minimalisme (het tegenovergestelde van minimale empathie), en laat dat nu de visie zijn van de auteur. Dat betekent dat we hier theoretisch poëzie van zouden moeten kunnen maken.

Het begin van het gedicht, behalve “welkom in dit gedicht” mag eigenlijk ook weg. In het originele lor worden willekeurig dingen aangestipt maar de emergente poëzie blijft uit. Het is een verschrikking die we tot de grond afbreken in de hoop iets van een poëtische visie te laten ontkiemen. Ik hoop dat jullie, lieve cursisten, er iets aan hebben. De opdracht voor deze week is om jullie poëtische visie in een paar woorden te schetsen (nauwkeuriger: de contouren ervan, als je de visie in een paar woorden kunt weergeven zou de poëzie overbodig zijn).

We hebben elders nog wat ruw materiaal gevonden:
spaar je gebit / voor wanneer je een knaagdier wordt, in het jaar /van de knaagdieren
Stop met moeilijk doen, borstel je spieren lam
verzin je hartslag om tot een ritme / waarin je rusten kunt (mogen wij even overgeven)
dit is jouw vrijheid, die mijn vrijheid omheint
de stad ligt vol dode duiven en stervende
een kleine verwarring maakt het nu in de herinnering mogelijk
wie het donker vindt in zichzelf
het lege blad is het eerste
geweld
de slakken kruipen voort uit de herfstregen
waar wachters in stugge regenpakken / voor oude aken een doorvaart banen

Zijn dit de contouren van een poëtica? Amper. Maar er is niks anders. Als dichter moeten we op termijn vrede stichten met de beelden en klanken die bij ons in een moment opkomen. We have to own it, zoals de Amerikaan zegt. Zelfs wanneer we ze saai en lelijk vinden.

Het is moeilijk en ik ben door een diep dal gegaan. Wilde met dichten ophouden, de woorden wegsmijten omdat het me voorkwam als een goedkope egotrip. Ik heb moeten leren leven met middelmatigheid, na een jeugd waarin ik steeds te horen kreeg dat ik zo bijzonder was. Laat dat genoeg ontboezemingen zijn, maar drukt u bij zichzelf ook op de gevoelige plek om te ontdekken welk karakter er in in de onderwereld onder uw woorden gebukt gaat.

We volgen het bekende procedé en leveren deze keer dit op:

Deze vereenzelviging, vrijheid
die mijn vrijheid omheint, kijk,
ribbelt onze monden van zand
zandmondt het eerste geweld

verstaan als een verwarring die het nu
in onze herinnering mogelijk maakt
onze nazaten een doorvaart baant
door het sluisdonker evenwicht

Is dit het begin van een reeks/bundel/poëtische idee? Biedt dit aanknopingspunten? Comments, please.

Geef een reactie